Opgemaakt
Over het verrassingsoptreden van donderdag zegt Karin. “Jammer dat we van het optreden van Marco Borsato – in die stromende regen! – geen foto of cd hebben.” Willem: “We krijgen het later toch nog op band”. Karin: “Ik heb Marco zijn wang tegen mijn wang gehad.” Ruud: “Die Borsato had voor drieduizend gulden of zo kleren aan. En dan sta ik daar in mijn kloffie.” Karin: “Hij droeg een lange wollen jas. Dat vind ik altijd mooi staan bij een man.” Ruud: “Hij was flink opgemaakt. Toch vind ik het raar dat mannen zich zo laten opmaken.” Karin: “Dat moet wel voor televisie, met zo’n schijnwerper erop. Wij zien er gewoon heel slecht uit op tv. “ Ik heb wel eens gevraagd: “Waarom werden we opgemaakt toen we in het huis gingen en daarna nooit meer? In de dagboekkamer zeiden ze mij dat je alleen bleek ziet als de rest is opgemaakt en jij niet.”
Stereotepels
Ruud imiteert Tara: “Ik vind jullie geen personen om lol mee te maken. Wij hebben toch wel lol om haar gehad. Vooral toen ze touwtje ging springen.” Willem verbetert hem: “We hebben goed om ‘hen’ gelachen.” Willem: “ Ik zei toen tegen Martin: “Dat scoort goed op tv.” Karin: “Ze was toen echt kwaad.” Maurice: “Ze droeg ook geen BH-tje.” Willem: “Ja, die ‘stereotepels’ priemden je tegemoet.” Ruud: “Tegen mij vertelde ze dat ze trots was op haar borsten. Ik zei dat ze die van mij ook wel goed mocht laten zien. Twintig jaar was ze pas. Dan weet je nog niets van het leven.” Willem: “Ze wist meer dan Anouk.” Karin: “Ze weet veel meer.”
Mislukt
Karin borduurt een tafelkleed. Ruud over de reactie van het thuisfront op zijn Big Brother-plannen: “Mijn vriendin was er echt niet zo happig op dat ik dit ging doen.” Karin: “Wie wel, voor de partners is het gewoon niet leuk. Die van mij stond ook niet te springen.” Het gaat daarna over kleren wassen. Willem baalt want bij hem zijn de kleuren verlopen van een aantal shirts. Karin gooit haar kleren niet bij elkaar maar was ze stuk voor stuk. Haar ondergoed en sokken spoelt ze iedere dag onder de douche uit. Maurice heeft een cadeautje binnenstebuiten genaaid. Het is echter zo klein dat hij het niet meer kan omdraaien. Zijn cadeautje is mislukt. De bewoners genieten laat op de avond nog van hapjes van komkommer en leverworst. Karin en Ruud lijkt het leuk als er een topkok langskomt om Willem nog wat bij te leren. Willem zou het ook wel wat vinden. Karin wil graag Joop Braakhekke. Willem: “Als hij maar wel wijn meeneemt.” Karin: “Dacht je dat die zonder kwam, dan?” Er wordt veel afgelachen vrijdagavond, vooral om het mislukte naaiwerk van Maurice. Maurice zelf baalt. Karin proestend: “Ik vind het echt heel zielig voor je.”
Vanmiddag zijn de bewoners druk in het weer om het huis een goede schoonmaakbeurt te geven. Dit harde werken wordt alleen onderbroken voor een late lunch. Hierna gaan ze verwoed verder met het vegen, poetsen en boenen van hun onderkomen. Bart en Ruud zijn in de tuin bezig, Ruud verzamelt de vuilnis bij elkaar en Bart zaagt hout. Binnen veegt Maurice de vloer aan in de woonkamer, na de wc te hebben schoongemaakt. Als ze bijna klaar zijn, aanschouwt Maurice hun noeste werk en merkt op: “Het is hier nooit zo schoon geweest.” Willem relativeert dit: “Ja dat zeggen we elke keer.” Maar Maurice ontdekt toch een minpuntje. Hij gaat met zijn vinger over een krukje en wijst Karin terecht: “Hier ligt nog stof op.” Karin heeft meteen een weerwoord: “Ik heb dat nog niet schoongemaakt, dus dat kan.”
Honderd procent
Tijdens het schoonmaken maken de bewoners grappen. Karin: “Zometeen horen we: Hallo bewoners.” Willem gaat hier in mee: “En wij: ‘goh Rolf werk je ook op zaterdag?’” Om even later zelf te zeggen: “Ja, dan krijgt hij honderd procent.” Bart vindt dat niet echt veel. Willem legt uit: “Ik bedoel honderd procent op zijn loon.” Bart: “Nou dat krijgen wij niet op zaterdag.” Even later hebben ze het over Mona. Willem: “Ik moest altijd lachen om Mona. Werd ze wakker en dan ging het van ‘Goedemorgen.’ Heel opgewekt was ze dan. En ik bromde maar wat: Morgen.” Bart weet nog: “Het was bij Mona ook hetzelfde ritueel: Goedemorgen, ik heb zo slecht geslapen.” Willem: “Ja ze was hier altijd erg moe.”
Koude douche
Maurice doucht zich na het schoonmaken uitgebreid met koud water. Hij heeft geen zin om eerst water te koken, dit duurt hem allemaal te lang. Karin kan het maar niet geloven, ze verklaart hem voor gek. Maurice legt uit: “Het doet me altijd aan de zee denken. Dat komt waarschijnlijk omdat ik altijd aan de zeekant heb gewoond. Terwijl ik wel van warm weer hou, maar ik vind het wel lekker koud te douchen. Het is verfrissend.” Karin is niet overtuigd, zij doucht wel lekker warm. Ze stapt de douche binnen met haar emmer gekookt water. Stiekem hoopt ze wel dat Big Brother de warmwatertoevoer aanzet. Als dit niet gebeurt zegt ze: “En vooral de boiler niet aanzetten.”
Bart legt nog even de laatste hand aan zijn Sinterklaascadeau voor Karin. Ze doucht, dus maak hij hier handig gebruik van. Willem kookt en zegt dat ze om half zes aan tafel kunnen. Karin ziet dan dat ze maar een half uurtje heeft. Dat is volgens haar veel te weinig. “Ik heb wat langer nodig om me op te tutten.” Willem verbaast zich hierover: “ Een half uur is toch genoeg?” Karin: “Ja maar hoe ouder je wordt hoe meer tijd je nodig hebt.” Willem: “Nou, ik heb dat niet zo.” Karin: “Dat is bij vrouwen anders dan mannen.” Ze redt het toch en loopt naar de keuken. In het voorbij gaan schreeuwt ze tegen Bart: “Ik kom er aan en ik kijk niet.”
Geen piepers
De aardappels zijn op. Ondanks een strak opgezet schema, met een menu voor elke dag, zijn de bewoners toch door de piepers heen. Willem probeert nog Big Brother over te halen hen wat extra aardappelen te geven. Big Brother houdt zijn poot stijf: “Het is niet de bedoeling dat we tussentijds de voorraden aan vullen.” Dus wordt het vandaag: spruitjes met spekjes en rijst. Karin is hier verbolgen over: “Ja spruitjes, daar horen aardappels bij. Die stomme Big Brother ook.” Even later eten ze toch met smaak en vinden het allemaal even lekker. Alleen Karin kan het niet laten om even te stangen: “Ja, het is lekker alleen die rijst niet.” Als ze zijn uitgegeten, benadrukt Bart: “Het was echt lekker, Willem.” Willem vraagt dan: “Wat hebben we als toetje, moeders?” Karin: “Dubbelvla.” Willem: “Oh lekker, dubbel toetje.”
De stelling. Vandaag is het eentje speciaal voor Karin. Ze heeft al eerder geklaagd dat er nooit iets voor haar bij zit. Op het kaartje staat: Vancouver. Karin vertelt enthousiast over haar reis naar Canada. “Het was de eerste keer dat ik ging vliegen. Ik heb wel zesduizend foto’s gemaakt van de wolken. Ik vond dat zo mooi.” Bart heeft de stad ook bezocht, met zijn beste vriend Tim. Ze hebben daar fietsen gehuurd en zijn toen op stap geweest. Bart zegt verder: “Vancouver en Chicago zijn steden waar ik nog graag een keer naar toe wil.”
Heilig bezoek
Karin tovert Ruud om tot Sinterklaas terwijl Bart en Maurice nog bezig zijn met hun cadeautjes. Sint neemt plaats op de speciaal voor hem versierde stoel en spreekt de bewoners persoonlijk toe. Alleen Ruud wordt niet toegesproken. Hij moet heel erg nodig en is niet op tijd om Sint gedag te zeggen.
En dan is het uitpakken maar. Uitgelaten, als kleine kinderen zijn ze. Elk gedicht wordt glunderend voorgelezen. Maurice: “Wel leuk om te bewaren, die gedichten.” Als ze door hun cadeautjes heen zijn, verwoordt Ruud de gevoelens: “Ik ben hartstikke blij, net alsof het cadeautjes van 500 gulden waren.”
Maar het is nog niet afgelopen. Sint heeft bij Big Brother nog meer cadeautjes achtergelaten. De bewoners klagen al de hele week over rugpijn en Sint kan het niet meer aanhoren. Hij schenkt ze een warmwaterbad en fitnessapparatuur. Verder krijgen ze boeken en van het thuisfront nog wat spelletjes. Vooral Karin is heel ‘blij’ met haar boek.
Ruud en Maurice inspecteren de tuin, ze bespreken waar ze het bad zullen installeren. Ruud: “Ik heb vanavond het gevoel gehad dat ik niet in het Big Brother-huis was maar gewoon ergens anders.” Maurice: “Ik heb zin om op mijn motor te stappen en ergens heen te gaan waar niemand me kent.” Ruud: “Die drang heb ik ook wel. Ik heb hier alles al verteld. Het is nu even doorbijten. Daarom is zo’n fiets ideaal. Kunnen we onze energie er op botvieren.” Maurice is het hier helemaal mee eens.
Verbolgen
Nadat Karin het gedicht van haar man heeft voorgelezen, blijven de mannen stil. Als Willem de brief zelf herleest, heeft hij wel commentaar. “Van de mannelijke Nederlandse kneuzen. Zo worden we afgeschilderd.” Karin houdt zich op de vlakte: “Ik denk het.” Willem vervolgt: “Dan heb je als voorbeeld zo een Ruud. Een Bengel. Die buigt met een ieder als een echte rietstengel. Dan heb je die lenige Maurice, een echte vriend. Die volgens de roddelbladen als korte termijn bevrediging dient. En vergeet niet die ex-soldaat, maar Sint is bang dat hij als eerste weg gaat. Als laatste heb je natuurlijk Willem, de keukenprinses. Zo!” Karin: “Ja, het moet rijmen, denk ik.” Willem: “Karin, doe je gezin een plezier en onderga Willems kookles.” Ruud: “Nou, hij kan makkelijk praten zeg, vind ik toch. Dat we kneuzen zijn. Laat hem maar tachtig dagen in dit huis zitten.” Bart en Willem vullen hem meteen aan: “Met jou, ja.” Karin lacht hem uit: “Dat doet ie niet. Hij kijkt wel uit. Ja, je weet niet hoe dat allemaal wordt afgeschilderd.” Willem: “Ik zit helemaal niet te klagen.” Ruud is toch een beetje verbolgen: “Een bengel.” Karin probeert hem te troosten: “Het moest gewoon rijmen, joh.” Willem: “Je bent ook een bengel. Net als Pietje Bel.”
Later op de avond, Karin en Maurice zijn al naar bed, spelen Bart, Willem en Ruud een potje kaart. Bart heeft last van zijn nek. Willem: “Ja, we zijn ook de mannelijke kneuzen.” Ruud: “Als ik Wim tegenkom dan…” Bart: “Hij was echt lovend, hč keukenprinses?” Willem: “Ja, daar word je ook niet vrolijk van.” Ruud vervalt in herhaling: “Weet je, ik zei al tegen Karin, het is makkelijk praten als je van buitenaf ziet.” Bart: “Hij zou voor geen goud willen. Dat begrijp ik. Ik ben wel bang voor kritiek maar ik zit hier toch.” Om even later alles te relativeren: “Ach, hij zal het allemaal wel goed bedoelen. Hij zorgt toch goed voor zijn vrouw.”
Niet tof
En nog even later. Het zit de mannen toch zo hoog. Ze kunnen er maar niet over ophouden. Vooral Ruud heeft er moeite mee: “Ik zeg je als ik bij Karin op visite kom, zal ik toch die kerel aanspreken.” Willem: “Ha Ruud jongen, wat interesseert je dit nou?” Bart valt Ruud bij: “Nou, mij interesseert het ook. Hij heeft ons alle vier voor gek zitten zetten. Dat vind ik niet tof.” Willem: “Het zal me aan m’n reet roesten.” Ruud weet hoe het komt dat ze als kneuzen afgeschilderd worden: “We hebben zitten borduren en beestjes zitten schilderen.” Willem ziet dat niet zo. Ruud: “We hebben een troost. Je vrienden weten precies hoe je hart zit. Maar toch voel ik me rot.” Bart: “Noem ons kneuzen o.k. Maar vervolgens pakt hij ons ook nog even apart.” Willem weet een en ander toch tot zijn voordeel te interpreteren: “Zijn vrouw kan nog wat van me leren. Hoe je het wendt of keert, je kan het ook positief benaderen.” Met deze woorden besluit Willem een toch wel woelig avondje van Sinterklaas.